Decennialang leek de auto de stad te gaan verstikken – nog altijd getuigen infrastructurele littekens van de grote doorbraken die zijn gemaakt voor het autoverkeer. Maar mede dankzij het ‘knippen’ van doorgaande wegen en de draconische parkeertarieven is de auto getemd. En nu wordt het nieuws gedomineerd door het volgende probleem: de fijnstofspuitende scooters, die geweerd zouden moeten worden. Maar afgezien van het feit dat het vooral om een klassenstrijd lijkt te gaan – witte bakfietsmoeders tegenover allochtone scootergastjes –, leidt het de aandacht af van een veel groter probleem: de fiets zelf.
Fietsgedooggebied
De fiets dreigt in Amsterdam aan zijn succes ten onder te gaan. Het aantal fietsers is zo sterk gegroeid, dat de beroemde uitspraak van de provo’s – ‘Een fiets is iets, maar bijna niets’ – niet meer klopt. Is de fiets de auto van het huidige tijdsgewricht? En moet de voetganger tegen hem worden beschermd? Of moet de auto gewoon nog veel verder worden teruggedrongen? Publicist Fred Feddes berekende dat de binnenstad beschikt over 45 hectare verkeersruimte en dat daarvan 20 procent voor rijdende auto’s bestemd is en nog eens 40 procent voor geparkeerde.
Wat je met die ruimte kunt doen is te zien in de Haarlemmerstraat, die de facto een fietsstraat is geworden. Dankzij de slimme inrichting van de straat laten automobilisten het wel uit hun hoofd om fietsen te passeren. Is dit een model voor de hele (binnen)stad? Of moeten we nog een stap verder gaan en het hele gebied binnen de Singelgracht voetgangerszone maken, waar de fiets slechts wordt gedoogd wordt of zelfs helemaal wordt verbannen?
Bij de fietstunnel onder het Rijksmuseum zag het er lang naar uit dat de fiets moest verdwijnen. Zover kwam het niet en achteraf is directeur Wim Pijbes, verklaard tegenstander van de tunnel, blij dat hij zijn zin niet kreeg. Kunnen voetgangers en fietsers dus wel samenleven? Of kan dat alleen dankzij exorbitante investeringen en toezicht door verkeersregelaars?
Aangename reis
Een stad draait misschien wel ten diepste om bereikbaarheid en nabijheid: waar tref je andere mensen? Welke banen liggen binnen bereik? Waar kun je winkelen, uitgaan, sporten? En hoe kom je daar? Klassiek wordt gekeken naar de tijd die het kost om plekken te bereiken, maar daarmee raakt de kwaliteit van de verplaatsing makkelijk buiten beeld: hoe aangenaam is de reis? Wat is er onderweg te beleven bij tussenstops? Hoe flexibel is de manier van verplaatsen?
De fiets scoort hoog op veel punten, maar nu die tegen zijn grenzen loopt, moeten we de bereikbaarheid en nabijheid van Amsterdam opnieuw doordenken. En dan met name voor de wijken buiten het centrum en buiten de beide ringen van de stad, de A10 en de A11.
De metro naar Lelystad
Zo’n analyse biedt kansen om nieuwe punten in het stadssysteem onder de loep te nemen, zoals de metrostations in Noord en onderbenutte treinstations als Amsterdam Lelylaan. Ook over de metropoolregio moet worden nagedacht in termen van bereikbaarheid en nabijheid: waar liggen de grenzen van de stad eigenlijk? Bij de Bijlmer? Almere? Lelystad? En waarom trekken we de metro niet tot daar door?