Drukte is een probleem – steeds wisselende huurders op de trap via Airbnb, files voor de pont en vergeet ook de bierfiets niet. Wiens schuld dat is? Van ‘de toeristen’. De oplossing? Spreiden. Maar drukte gaat maar ten dele over toerisme: voor een belangrijk deel zijn we het zelf, aangezien de stad al sinds 2008 elk jaar met tienduizend inwoners groeit. En als je toch op toeristen focust: het merendeel van de 17 miljoen bezoekers komt gewoon uit Nederland, allemaal mensen die een dagje naar hun hoofdstad gaan.
Maar belangrijker nog: drukte is niet alleen een bron van stress en klachten, het is ook, en misschien wel vooral, een bron van economische en culturele vitaliteit, van vernieuwing en transformatie.
Door onze fixatie op de negatieve effecten, zien we niet dat de drukte achter onze rug nieuwe plekken tot ontwikkeling brengt.
Zielloze kantoorgebieden en verkommerde woonwijken worden wakker gekust. Spreiding dus. Niet van toeristen, maar van winkels en speelplekken, van cafés en parken, van broedplaatsen en hotspots – de stad wordt er groter, diverser en interessanter van.
Afgelopen zaterdag gaf Daan Heerma van Voss de aftrap voor de Week van de Stad 2015, die als thema heeft: ‘Amsterdam druk? Dat biedt kansen’. In zijn inleiding schrijft hij: ‘De drukte dwingt ons na te denken, over onszelf, over anderen, de vele anderen dwingen ons te spreken, om uit te leggen waarom onze stad is zoals ze is. Voor ons was ze bijna een vanzelfsprekendheid geworden.’
Neem Sloterdijk, daar zou je als Amsterdammer toch niet dood gevonden willen worden?
Zelfs de gasten van het Meininger Hotel, dat pal naast het station ligt, krijgen de boodschap mee: het is hier niet leuk, als je je wilt amuseren, dan moet je zo snel mogelijk maken dat je in het centrum van de stad komt. Want de gratis plattegronden die op de balie voor ze klaarliggen, laten alleen de grachtengordel en omgeving zien. Sloterdijk zelf staat er niet op, zelfs het Westerpark valt erbuiten.
Het lijkt erop dat de gastheren van het Meininger even niet hebben opgelet, dat ze hun omgeving teveel als een vanzelfsprekendheid hebben opgevat. Toen het hotel hier in 2012 een leegstaand kantoor verbouwde, was er op Sloterdijk inderdaad nog weinig vreugdevols te beleven. Maar de afgelopen drie jaar is er veel veranderd: er kwamen hotels, clubs en restaurants bij, een voetbalveld en een festivalterrein, en het walmende busstation aan de voorkant van het station maakte plaats voor een groen plein.
Voor de Week van de Stad hebben we letterlijk in kaart gebracht wat er te doen is op Sloterdijk, zowel voor toeristen als voor gewone Amsterdammers, en we kwamen tot 47 onverwachte plekken en activiteiten. Onder de vlag ‘Enjoy Sloterdijk’ wordt deze kaart nu verspreid in cafés en hotels op Sloterdijk. Klik hier.
Onbedoeld illustreert de plattegrond hoe snel de ontwikkelingen gaan.
Bij de plint van het Holiday Inn Express staat de tekstballon: ‘Hier moet de langverwachte supermarkt van Sloterdijk komen.’ En uitgerekend gisteren, toen de kaart gepresenteerd werd, opende Ömer Seker daar een Spar City. Een kleine stap voor een stad als Amsterdam – we hebben hier al een kleine tweehonderd supermarkten –, maar voor een passantenstad als Sloterdijk, die alleen tijdelijke bewoners kent, is het een reuzensprong.
Misschien is het nu nog lastig voorstelbaar, maar de komende jaren zal Sloterdijk langzaam transformeren tot een gemengde wijk, waar gewoond én gewerkt wordt. Het nieuwe bestemmingsplan biedt in ieder geval ruimte voor tweeduizend woningen tussen de Haarlemmerweg en het spoor. Maar willen mensen daar wel gaan wonen?
Ontwikkelaars blijken in de rij te staan.
Martijn Braamhaar, vanuit het gemeentelijk Projectmanagement Bureau verantwoordelijk voor de transformatie van lege kantoren op Sloterdijk, houdt verzoeken voor bezichtigingen inmiddels af: ‘Drie jaar geleden kon elke projectontwikkelaar hier zo terecht als hij woningen wilde bouwen, nu moeten ze netjes wachten tot wij een tender uitschrijven waarop ze kunnen intekenen.’ Op de eerste kavels die begin 2016 in de verkoop gaan, mogen projectontwikkelaars overigens niet eens bieden, die zijn bestemd voor zelfbouwers.
Ook op andere non-plekken die nu nog buiten de blikveld van de gemiddelde stedeling vallen – tenzij voor een hip feestje, een festival of een stadsafari – speuren beleggers en pensioenfondsen naar nieuwe woningbouwlocaties. Vooral de Ringzone, het gebied rond de ring A10, is in trek. Desolate gebieden zijn daar nog volop te vinden: de Riekerhaven bijvoorbeeld, een verlaten sportpark in de oksel van Knooppunt Nieuwe Meer met een strookje leegstaande kantoren en een eenzame shisha lounge.
Nou is deze plek op zich nog niet zo verrassend: ze staat ook op de lijst van ‘versnellingslocaties’, de plekken waar de gemeente vanaf 2018 wil gaan bouwen. Maar particuliere investeerders kijken al verder. Naar Amstel II bijvoorbeeld, het gebied achter het hoofdkantoor van G-Star Raw, waar nu nog de silo’s van de betoncentrale van Beamix staan. En naar het gebied rond de Isolatorweg, het eindpunt van de metro in het Westelijk Havengebied.
Opvallend is dat de wereld van het geld sterk hecht aan goed openbaar vervoer: locaties zonder trein- of metrostation vallen voor hen meteen af.
En het moeten flinke gebieden zijn, zodat je ‘iets neer kunt zetten’. Om kopers te trekken moeten er namelijk vanaf het begin voorzieningen zijn als winkels, parken, kinderdagverblijven en cafés. Grote voorbeeld daarbij is Holland Park, de wijk met 3.400 woningen die in Diemen-Zuid wordt gebouwd en die meelift op de voorzieningen van de studentencampus. Drie jaar geleden, voor de studenten kwamen, vond je hier alleen nog lege kantoren, nu staan mensen in de rij om een ‘grachtenpand’ te kopen op de grens van Diemen-Zuid en de Bijlmer. Dat hadden Lange Frans en Baas B zich nooit voor kunnen stellen toen ze hun hit ‘Mee naar Diemen-Zuid’ scoorden.
We zitten midden in een sprong die door sommigen al de derde gouden eeuw van Amsterdam wordt genoemd.
Tijdens de eerste gouden eeuw breidde de stad zich uit tot de Singelgracht, de tweede resulteerde in de negentiende-eeuwse gordel en nu rukken we op over de ring A10, en misschien nog wel verder, over de grote ring rond Amsterdam, die tijdens de vorige Week van de Stad al de A11 is gedoopt.
Als je door de bril van investeerders naar de stad kijkt, dan wordt Amsterdam ineens veel groter. En de afstanden worden dienovereenkomstig kleiner. De plannen liggen klaar, op steeds meer plekken verrijzen er al bouwkranen, maar in onze hoofd definiëren we Amsterdam nog steeds als het gebied binnen de ring en tellen sowieso alleen vooroorlogse wijken mee. Toch zullen we mentaal ook meegroeien met de nieuwe stad die onder onze ogen aan het ontstaan is.
Vergelijk het maar met de Westergasfabriek, die in de jaren negentig nog een desolate, verafgelegen plek was en die nu niet meer weg te denken is – het Westerpark is een tweede Vondelpark geworden, maar dan voor onszelf.
Hetzelfde proces van pionieren en toe-eigenen is nu gaande op Sloterdijk en in het Amstelkwartier, langs de noordelijke IJ-oevers en op het Zeeburgereiland. En straks waarschijnlijk in Riekerhaven en Bullewijk, langs de Sloterplas en dieper Noord in. En als je je fantasie de vrije loop laat: waarom niet in Amstelveen, Hoofddorp en Zaanstad? Zo lang is het nu ook weer niet geleden dat Bos en Lommer een no go area was en de Wenckenbachweg werd gedomineerd door de Hell’s Angels. De stad verandert, dankzij de drukte, waar je bij staat.
Dit stuk verscheen 13 november 2015 in Het Parool